het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017;
het decreet betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging van 16 januari 2004 en latere wijzigingen;
omzendbrief BA-2006/03 betreffende de toepassing van het decreet betreffende de begraafplaatsen en de lijkbezorging en de uitvoeringsbesluiten;
het besluit van de gemeenteraad van 19 februari 2007 houdende aanpassing van het reglement betreffende de gemeentelijke begraafplaats;
de wenselijkheid om de afmetingen voor de dekstenen voor het urnenveld vast op te leggen omwille van de uniformiteit en het onderhoudsgemak;
het bewaken van de openbare orde, reinheid, gezondheid, veiligheid en rust op de begraafplaats;
Goedkeuring te hechten aan het gewijzigde politiereglement op de gemeentelijke begraafplaats:
Hoofdstuk I: pleegvormen welke de begraving voorafgaan.
1. Elk overlijden in de gemeente wordt zonder verwijl aangegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens ingeval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente.
De aangevers regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begraving. Bij ontstentenis daaraan, wordt door het gemeentebestuur het nodige gedaan.
2. Tenzij in speciale gevallen en op advies van de behandelende geneesheer, wordt de toelating tot begraving slechts afgeleverd 24 uur na het overlijden.
3. Er mag slechts tot begraving overgegaan worden nadat het overlijden werd vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
4. Ingeval van crematie zullen de bepalingen toegepast worden van het decreet betreffende de begraafplaatsen en lijkbezorging van 16 januari 2004.
Voor de begravingen in volle grond moeten de kist en lijkomhulsel voldoen aan de voorwaarden van het uitvoeringsbesluit.
5. De toelating tot de teraardebestelling wordt afgeleverd door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
6. De toelating tot begraven in een andere gemeente alsmede vervoer van een lichaam of de as van een overleden persoon naar een andere gemeente wordt slechts toegestaan op voorlegging van een attest waaruit het akkoord blijkt van de burgemeester van de plaats van bestemming dit wel te verstaan als de plaats van bestemming een andere is dan de plaats van overlijden of de woonplaats van de overledene.
Geen attest is echter vereist van de burgemeester van de woonplaats van de overledene als hij daar begraven, verstrooid of bijgezet wordt. Een toelating vanwege onze burgemeester is vereist om het lichaam van een buiten de gemeente gedomicilieerde persoon op het gemeentelijk kerkhof te begraven.
7. Het lijkenvervoer wordt waargenomen door private ondernemingen onder toezicht van de burgemeester.
Hoofdstuk II: begravingen
8. De begraafplaats, de strooiweide, het columbarium en het urnenveld op de gemeentelijke begraafplaats zijn bestemd voor het begraven, het verstrooien of bijzetten in het columbarium van de as van personen:
a) die in de gemeente overleden zijn of er dood aangetroffen zijn;
b) die hun woonst of verblijf hebben in deze gemeente, maar buiten de gemeente overleden zijn;
c) die niettegenstaande zij niet meer ingeschreven zijn in de bevolkingsregisters der gemeente, overleden zijn in een verpleeginrichting gelegen buiten het grondgebied van de gemeente, wanneer zij gedurende ten minste twee jaren voorafgaande aan de datum van opneming in deze inrichting ingeschreven waren in de bevolkingsregisters van de gemeente;
d) minstens 65 jaar oud, die de laatste 10 jaar ononderbroken in Merksplas hebben gewoond, doch na die periode, niet meer dan 5 jaar werden afgeschreven om bij hun familieleden of verwanten te gaan inwonen.
9. De begravingen zullen volgens plan uitgevoerd worden in regelmatige volgorde. Elke kist zal voor de teraardebestelling van een volgnummer worden voorzien, welk volgnummer zal ingeschreven worden in een register met aanduiding van de identiteit van de overledene.
10. De graven voor de gewone begravingen zullen de volgende afmetingen hebben:
1. voor kinderen beneden de 7 jaar: 1,20 m x 0,90 m op een diepte van ten minste 1,50 m;
2. voor personen boven de 7 jaar: 2,10 m x 1,20 m op een diepte van ten minste 1,50 m;
De voorgeschreven diepte tussen de bovenkant van de kist en het grondoppervlak is minimum 65 cm.
De lijkkisten zullen in het midden van de kuil geplaatst worden.
Ingeval van besmettelijke ziekten zal de burgemeester een grotere diepte kunnen voorschrijven.
Grafkelders en bovengronds begraven zijn niet toegelaten.
11. De graven zullen onmiddellijk na de zinking van het stoffelijk overschot met aarde gevuld en aangedamd worden.
12. De graven mogen in geen geval hernieuwd worden dan na een tijdsverloop van minimum tien jaar.
13. De beenderen en de overblijfselen van lijkkisten welke door de hernieuwing der graven of door andere omstandigheden worden bovengehaald zullen verzameld worden en onmiddellijk opnieuw begraven.
14. Het verlenen van toestemming tot ontgraving door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen. De kosten van de ontgraving zijn ten laste van de aanvragers, uitgezonderd wanneer zij uitgevoerd wordt op bevel van het gerecht of ten gevolge van een bestuurlijke beslissing.
De kosten van de ontgraving zijn bepaald bij het belastingsreglement op de ontgravingen en verwijdering van asurnen op de gemeentelijke begraafplaats, goedgekeurd door de gemeenteraad van 12 december 2006.
15. Indien het stoffelijk overschot na de ontgraving moet vervoerd worden naar een ander kerkhof, zal de lijkkist eerst van buiten ontsmet worden, dan in een metalen kist geplaatst worden, luchtdicht gesloten, tenzij er reeds een metalen kist bestond, in goede staat.
Het vervoer van ontgraven stoffelijke overschotten moet gebeuren in een vloeistof- en luchtdichte kist.
Dit alles onverminderd de andere voorschriften door de burgemeester op te leggen.
Hoofdstuk III: asverstrooiing - columbarium - urnenveld
16. Voor de asverstrooiing van as, voortkomend van crematie, is op de begraafplaats een strooiweide aangelegd. Bij aankomst van de asurne op de begraafplaats wordt deze door de gemeentelijke aangestelde geopend en wordt de as door middel van een speciaal toestel op de weide uitgespreid.
Dit toestel wordt enkel door de gemeentelijke aangestelde bediend. Op de asverstrooiingsweide mag tegen de aldaar opgerichte wand, door de nabestaande(n) van de overledene(n) een bordje met de naam ervan bevestigd worden. Dit bordje mag de maximum afmetingen niet overschrijden: zijnde 0,30 m x 0,15 m.
17. De asurnen mogen eveneens in het voorziene columbarium worden bijgezet. Een columbarium is een bovengrondse bewaarplaats voor de urnen in de vorm van een nissenconstructie. Elke nis is bestemd voor het bewaren van één tot maximum twee asurnen en heeft als afmetingen: 0,40 m x 0,40 m x 0,30 m.
De urne wordt in de nis op de bodem vastgelijmd. Na het inbrengen van de urne zal de nis door de zorgen van de gemeente afgesloten worden met een arduinen of marmeren plaatje. Op deze plaat mag door de naastbestaanden een gepast opschrift worden aangebracht op een koperen plaatje dat door de gemeente ter beschikking wordt gesteld.
De asurne mag door de familie geplaatst worden in een sierurne naar hun keuze, doch deze dient dergelijke afmetingen te hebben dat deze gemakkelijk in de voorziene nis kan worden geplaatst.
De bijzetting van een sierurne in een open columbariumnis wordt niet toegestaan.
De asurne mag slechts voor een periode van maximum 15 jaar worden bijgezet in een columbarium tenzij voldaan wordt aan de bepalingen bevat onder nr. 21.
18. De asurnen mogen eveneens begraven worden op het voorziene urnenveld. De graven voor het begraven van asurnen zullen volgende afmetingen hebben: 0,50 m x 0,50 x 0,80 m. De graven zullen afgesloten worden door de zorgen van de begrafenisondernemer met een deksteen met volgende afmetingen: 0,73 m x 0,60 m x 0,035 m. Op deze deksteen mag door de nabestaanden een gepast opschrift worden aangebracht. Er mogen tot maximum twee asurnen in één graf op het urnenveld begraven worden.
De asurne mag door de familie geplaatst worden in een sierurn naar hun keuze, doch deze dient dergelijke afmetingen te hebben dat deze gemakkelijk in het voorziene graf kan worden geplaatst.
De asurne mag slechts voor een periode van maximum 15 jaar worden begraven op het urnenveld tenzij voldaan wordt aan de bepalingen bevat onder nr. 21.
Hoofdstuk IV: concessies
19. Zolang de omvang van de begraafplaats zulks mogelijk maakt worden concessies verleend aan de personen die een afzonderlijke plaats verlangen voor hun graf en/of dat van hun verwanten evenals voor allen daartoe aangewezen door de concessiehouder en die daartoe bij de gemeentelijke overheid hun wil te kennen hebben gegeven. Deze vergunningen worden toegestaan voor de duur van ten hoogste vijftig jaar.
Indien een belanghebbende erom verzoekt vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn, neemt een nieuwe termijn van dezelfde duur een aanvang vanaf elke nieuwe bijzetting in de concessie. In geval er geen vernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste bijzetting in de concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van tien jaar die begint te lopen op de datum van het overlijden, indien dit overlijden zich minder dan tien jaar vóór het verstrijken van de concessie heeft voorgedaan. Er dient een nieuwe concessievergoeding betaald proportioneel berekend op het aantal jaren dat de vervaldatum van de vorige concessie overschrijdt, met dien verstande dat elk begonnen jaar voor een geheel jaar wordt geteld. De kostprijs wordt als volgt berekend:
uiteindelijke verlenging oorspronkelijke tijd x retributie oorspronkelijke concessie
oorspronkelijke concessietijd
Op aanvraag van enig belanghebbende die erom verzoekt voor de bepaalde tijd verstreken is, kunnen opeenvolgende hernieuwingen worden toegestaan.
De hernieuwingen kunnen enkel geweigerd worden indien blijkt dat op het moment van de aanvang de concessie verwaarloosd is.
20. De concessieaanvragen worden schriftelijk gericht aan het college van burgemeester en schepenen en dienen uiterlijk bij het eerste overlijden te gebeuren. Een zelfde concessie mag slechts dienen als graf voor de aanvrager, zijn echtgenoot, zijn bloed- en aanverwanten, evenals voor allen daartoe aangewezen door de concessiehouder en die daartoe bij de gemeentelijke overheid hun wil te kennen hebben gegeven. Wanneer iemand overlijdt terwijl hij op dat ogenblik een feitelijk gezin vormde, kan de overlevende een concessie aanvragen.
Het college van burgemeester en schepenen beslist over het toestaan van de concessieaanvragen. Deze aanvragen bevatten benevens de gewenste oppervlakte, de namen, de voornamen, hoedanigheid en woonst van de aanvrager, tevens de identiteit van de overledene(n) welke zal (zullen) begraven worden.
Het college van burgemeester en schepenen is bevoegd om een einde te maken aan de concessies.
21. De concessieaanvragen tot bijzetting van een asurne in een columbarium dienen op dezelfde wijze als bepaald onder punt 20 te gebeuren met dien verstande dat elke nis slechts dient tot bijzetting van één of twee asurnen. Deze vergunningen worden toegestaan voor de duur van ten hoogste vijftig jaar.
De concessieaanvragen tot begraving van de asurne op het urnenveld dienen eveneens op dezelfde wijze als bepaald onder punt 20 te gebeuren met dien verstande dat elk graf slechts dient voor de begraving van één of twee asurnen. Deze vergunningen worden eveneens toegestaan voor de duur van ten hoogste vijftig jaar.
22. Deze concessies geven geen wezenlijk eigendomsrecht ten gunste van de verkrijgers, doch enkel een genot en gebruiksrecht met speciale bestemming op naam voor een bepaalde tijd. De vergunning kan niet aan derden afgestaan of overgedragen en zal slechts mogen dienen voor de begraving van de persoon (personen) welke in de aanvraag is (zijn) aangeduid.
23. De concessies zijn op plan van de begraafplaats aangeduid, en worden aangewezen door de burgemeester.
De oppervlakte is bepaald op:
- 2 m² per persoon voor een gewone begraving of voor de begraving van één of twee asurnen;
- 0,16 m², zijnde de oppervlakte van één columbariumnis voor bijzetting van één of twee asurnen in een columbarium;
De prijs der grondvergunningen wordt door de gemeenteraad bepaald. Voor kinderen onder de zeven jaar, welke begraven worden op het daarvoor bestemde kinderbegraafpark, worden geen concessies verleend.
24. De concessiehouders mogen op de grafsteen vermelden “concessie” met opgave van nummer en jaartal. Desgevallend dient dit plaatje geplaatst aan de achterzijde tegen de gedenksteen, rechts onderaan, en zal als maximum afmetingen hebben 10 x 5 cm.
Hoofdstuk V: gedenktekens
25. Eenieder heeft het recht zonder daarvoor aan de gemeente enige vergoeding te betalen of daartoe een toelating te bekomen, een kruis, grafsteen of ander gedenkteken te plaatsen op het graf van zijn verwant of vriend. Zij die een gedenkteken willen plaatsen moeten daarvan kennis geven aan het gemeentebestuur om de daartoe bevoegde overheden in staat te stellen waar nodig hun politierecht uit te oefenen.
De rechten van de concessiehouder worden gevrijwaard.
26. Het is niet toegelaten gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, opschriften of aard der materialen, de reinheid, gezondheid, veiligheid, rust of esthetisch uitzicht van het kerkhof kunnen verstoren. In dit verband mogen deze gedenktekens volgende afmetingen niet overschrijden:
a) op de parken bestemd voor de gewone begravingen:
- rechtstaande gedenktekens:
0,90 m hoogte, 0,70 m breedte en 0,20 m dikte - voor enkele graven
0,90 m hoogte, 1,30 m breedte en 0,20 m dikte - voor dubbele graven
- kruisen: 0,90 m hoogte
b) op het park bestemd voor kinderen beneden de zeven jaar:
- rechtstaande gedenktekens:
0,90 m hoogte, 0,50 m breedte en 0,20 m dikte
- kruisen: 0,80 m hoogte
Het plaatsen van dekstenen is niet toegelaten.
c) op het park bestemd voor de begraving van asurnen
- liggende gedenktekens:
0,40 m lengte, 0,40 m breedte
27. De parken zullen door de zorgen van het gemeentebestuur bezaaid worden en onderhouden. Vanaf de achterkant van het graf wordt een strook van 0,45 m diepte en over een breedte van het graf (1,20 m voor een enkel graf; 2,40 m voor een dubbel graf) gereserveerd. In deze strook dient het gedenkteken symmetrisch ten opzichte van de as van het graf en op 0,10 m vanaf de achterzijde van het graf geplaatst. Het overige gedeelte van voormelde strook is ter beschikking van de naastbestaanden voor het aanbrengen van vaste beplantingen of seizoenbloemen volgens onderstaande specificaties.
De bovenvermelde strook mag ook bedekt worden met tegels, kassei, mozaiek of ander duurzaam materiaal. Deze bedekking mag echter niet boven het maaiveld en de voetpaden uitsteken. In geen geval is losse grond toegelaten.
Volgende beplantingen worden toegestaan:
1. Groenblijvende planten:
- Cotoneaster dammeri
- Cotoneaster m. cochleatus dwergmispel
- Pinus puliliio dwerden
2. Bloeiende tapijtplanten:
- Potentille arbusculla ganzerik
- Gaultherica procumbens bergthee
- Hypericum calycinum herfsthooi
- Vina minor maagdenpalm
3. Heidesoorten:
- Calluna H.E. Baele
- Calluna alportii zomerheide
- Calluna Coldworth Crimson
- Erica carnea
4. Bloembollen:
- witte of gele éénkleurige lelietulpen
- gele paasbloemen
- witte crocussen
5. Vaste planten en éénjarige bloemen:
- al de éénjarige bloemen en vaste planten welke niet hoger worden dan 30 cm zijn
toegelaten.
28. Kronen of sierstukken uit natuurlijke bloemen moeten door de naastbestaanden weggenomen worden zodra zij niet meer fris zijn en uiterlijk één maand na hun neerlegging. Kronen of kransen uit kunstbloemen mogen niet in een breekbaar omhulsel worden geplaatst en zullen verwijderd worden van zo haast de grasperken worden opgezaaid, tenzij ze geplaatst zijn in de 0,45 m strook voorbehouden aan de naastbestaanden.
Sieraden, bloemvazen, fotohouders, enz. mogen eveneens slechts geplaatst worden in bovenvermelde strook van 0,45 m.
Bloemstukken, vastgehecht of geplaatst op de gedenkstenen, mogen niet boven de maximum hoogte uitsteken.
29. Rond de graven mogen geen afsluitingen of omheiningen gemaakt worden. Kniel- en bidbanken aan de graven zijn niet toegelaten.
30. Bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Zijn ze afgestorven dan moeten ze verwijderd worden door de naastbestaanden of verwanten. Bij gebreke hiervan zal de opruiming geschieden door het gemeentebestuur.
31. De gedenktekens, evenals de grond voor vergunning zullen steeds in een onberispelijke staat van onderhoud en reinheid gehouden worden.
Elk grafteken dat dreigt in puin te vallen of vervallen is, moet door de betrokken familie hersteld worden. In geval van dringende noodzakelijkheid kan de burgemeester ambtshalve dergelijke gedenktekens doen wegnemen zonder verhaal of aanspraak op vergoeding.
Gedenktekens, welke niet overeenstemmen met de bepalingen van dit reglement, dienen op schriftelijk verzoek bij aangetekend schrijven en bericht aan het graf, binnen een termijn van 4 maanden door de nabestaanden op hun kosten te worden verwijderd.
In geval zij dit nalaten, kan verwijdering door het gemeentebestuur gebeuren, nadat de nabestaande(n) bij aangetekend schrijven hiervan in kennis zijn gesteld. Deze verwijdering door het gemeentebestuur gebeurt op kosten van de nabestaande(n).
32. Het weghalen van gedenktekens is aan een schriftelijke toelating van de burgemeester onderworpen, en is slechts toegelaten aan de eigenaars of hun lasthebbers. Die toelating zal eerst aan de grafmaker worden gegeven om tot verrechtvaardiging te dienen op het ogenblik van de weghaling.
33. De gedenktekens zullen zodanig opgericht worden en onderhouden dat zij de veiligheid van doorgang noch de rechten van de aanpalende vergunninghouders, noch de goede staat van de gedenktekens van aanpalende niet geconcedeerde graven, kunnen schaden.
34. Wanneer niet-geconcedeerde gronden voor nieuwe begraving moeten worden gebruikt, wordt bij middel van een aan de toegangen van die gronden en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt bericht gedurende 1 jaar aan de belanghebbenden kennis gegeven van de termijn gedurende dewelke zij de graftekens moeten wegnemen. Bij het verstrijken van die termijn of van de door het college van burgemeester en schepenen toegestane verlenging worden de materialen eigendom van de gemeente. Alleen het college van burgemeester en schepenen regelt de bestemming van het aan de gemeente overgelaten materiaal.
35. Materialen worden aangevoerd en geplaatst naarmate de behoeften. Geen enkel materiaal mag binnen de omheining van de begraafplaats worden achtergelaten.
Alvorens op de begraafplaats te worden toegelaten moeten de voor de graftekens bestemde stenen langs alle zichtbare kanten afgewerkt en gekapt zijn, en gereed om onmiddellijk geplaatst te worden.
Hoofdstuk VI: politie
36. De begraafplaatsen zijn toegankelijk vanaf 8.00 uur ‘s morgens tot:
19.00 uur vanaf 2 maart tot 30 september
16.30 uur vanaf 1 oktober tot 1 maart
18.00 uur op 1 en 2 november.
37. De toegang tot de begraafplaats is ontzegd aan lieden in kennelijke staat van dronkenschap, aan kinderen beneden de 12 jaar niet vergezeld van volwassenen, aan personen vergezeld van honden, alsook aan allen die zich niet behoorlijk zouden gedragen.
38. Het is verboden:
- op de muren en afsluitingen te klauteren zowel van de gedenktekens, als van de begraafplaats zelf,
- er binnen te komen met voorwerpen andere dan deze bestemd voor de grafstenen, er papier of andere afvalproducten achter te laten,
- de aanplantingen te beschadigen, zonder noodwendigheden op de graven te lopen of op de grasperken te gaan, zich neer te zetten of te leggen,
- de wegen, lanen of graven en gedenktekens te beschadigen,
- er rumoer te maken of luidruchtig te zijn.
- opschriften van grafstenen te doen verwijderen of er op te schrijven,
- om het even welke voorwerpen uit te stallen, te verkopen of te koop aan te bieden,
- plakbrieven of geschriften aan te brengen op de muren of deuren van de begraafplaats,
- betogingen te organiseren op de begraafplaats die vreemd zijn aan de gewone dienst van de begraafplaats,
- enig werk op de begraafplaats uit te voeren op zon- en wettelijke feestdagen of gedenktekens te plaatsen of onderhoudswerken uit te voeren vanaf de voorlaatste werkdag van oktober tot en met 2 november .
39. Enkel lijkwagens worden binnen de begraafplaats toegelaten en dit alleen ter gelegenheid van de begrafenis. Personenwagens, vrachtwagens, fietsen, brommers of motors zijn verboden.
40. Wie zich niet gedraagt met de eerbied aan de doden verschuldigd of inbreuk pleegt op onderhavig reglement wordt onmiddellijk buiten de begraafplaats gezet door de personen aan wie de bewaking is toevertrouwd, dit onverminderd de mogelijke rechtsvervolgingen.
41. Wanneer de inbreuken op de schikkingen van onderhavig reglement geen wanbedrijf of overtreding uitmaken onderworpen aan een grotere straf, zullen zij gestraft worden met de straffen van enkele politie.
42. Bij inwerking treden van dit reglement op de gemeentelijke begraafplaats worden alle terzake bestaande reglementen ingetrokken en als niet meer bestaande beschouwd.
43. Deze beslissing zal voor verder gevolg aan de hogere overheid gezonden worden en van kracht zijn onmiddellijk na de vereiste afkondiging.